Kroniekschrijver, ging in zijn kroniek Die Chronicke van der vermaerder en de vromer stad van 's-Hertogenbosch etc. veel uit van de kroniek van zijn tijdgenoot Molius. | 299 |
CUPERINUS (Albertus), geboren ± 1500 te 's Hertogenbosch, overleden aldaar kort na 1560. Hij was priester en geestelijke ‘brueder,’ zooals hij zichzelf noemt in de ‘prologe’ zijner kroniek.
Hij was een man van zeldzame belezenheid en uitgebreide ontwikkeling: bovendien een knap en betrouwbaar historicus. Levende omtrent denzelfden tijd als Pelgrom en Molius en evenals dezen bosschenaar en priester, heeft hij beiden ver overtroffen in zijne kroniek, getiteld: Die chronicke van der vermaerder ende vromer stad van 't s Hertogenbosch, in 't corte van Henricus die eerste, hertoge van Brabant tot Philippus van Oestenrijck, coninc van Engelant ende hertogevan Brabant. Cuperinus vermeldt in de prologe zijner kroniek, dat hij ‘die gerechte waerheyt’ schrijven wil. Daartoe spoort hij charters en diplomen op en citeert hij de jaarboeken van oudere schrijvers: de Kroniek van Brabant, van Regino, van P. van Os, van Willem Molius en de handschriften van Adriaan die Ruyter. De kroniek (1184-1558) van Cuperinus daalt in veel meer bijzonderheden af dan die zijner voorgangers, zoodat Cuperinus ‘de’ geschiedschrijver der vierde stad van het hertogdom Brabant genoemd mag worden. In 1846-48 heeft C.R. Hermans, Verzameling van Kronyken, Charters en Oorkonden betrekkelijk de stad en Meyerij van 's Hertogenbosch; ('s Hertogenbosch 1848) I, 1-395, door onderlinge vergelijking van deze kroniek met verschillende 16-eeuwsche copieën, een kritische uitgave van deze kroniek bezorgd, met het later daaraan bijgevoegd vervolg. Zie: M.J.H. van Heurn, Historie der stad en Meyerij van 's Hertogenbosch I, voorrede xxvi; C.R. Hermans, l.l. inleiding i-xiii; C.F.X. Smits, de Kathedraal van 's Hertogenbosch (Amst. 1907) xi-xii. | 660 |
G.C.M. van Dijck, De Bossche Optimaten (1973) 200, 201
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, 's-Hertogenbosch in de Bataafse en Franse tijd (1955) 50, 50n
C.J. Gudde, 's-Hertogenbosch geschiedenis van vesting en forten (1974) 9, 10, 38, 44, 49, 54, 59
Gerard van Gurp, Reformatie in Brabant (2013) 23, 39-40, 46
J.A.M. Hoekx e.a., Vruchten van de goede en de slechte boom : Heyman Voicht van Oudheusden over de godsdiensttwisten in zijn stad 's-Hertogenbosch en in Breda (1577-1581) (2008) 47, 48
B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (1986) 10, 193
A.M. Koldeweij, In Buscoducis (1990) 13, 119; Bijdragen: 476, 513, 541, 542
L. van de Meerendonk, Het klooster op de Eikendonk te Den Dungen II (1964) 6, 7
L. van de Meerendonk, Tussen reformatie en contra-reformatie IX (1967) 13n, 15, 106, 185, 186, 195, 196
M.A. Nauwelaerts, Latijnse school en onderwijs te 's-Hertogenbosch tot 1629 XXX (1974) 4, 5, 60n, 73, 131
Noordbrabants Historisch Jaarboek 33 (2016) 14, 17-21, 25, 40, 42, 47
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 13, 17, 19, 21, 33, 34-39, 42, 44, 45, 47, 52, 53, 55, 56, 58, 59, 107
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 16n, 38, 92, 190n
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 80n, 344n
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 18
Th. A. Wouters, Van bedeling naar verheffing XI (1968) 142